Weeral een week achter de rug, en weer heb ik nog meer genoten van Mexico. Ik probeer alles met open ogen te bekijken, zoveel mogelijk op de gevoelige plaat vast te leggen, want ik begin me meer en meer te verbazen over de veelzijdigheid van dit land (en ik ben zelfs nog niet aan de kust geweest). Wat ik hier zo prachtig vind, is het feit dat het landschap en de stad zo mooi in elkaar overlopen. Duizenden huisjes, in honderd verschillende kleuren die op de bergflank gebouwd zijn, en die je naarmate de hoogte toeneemt, in aantal ziet afnemen. Een stad vol mensen, drukker dan Brussel, die je soms aanstaren (tenslotte ben ik een guerito, het Mexicaanse woord voor 'blonde jongens'), maar meestal gewoon hun eigen ding doen. Een stad omringd door bergen, die al even prachtig zijn. Toen ik daarstraks in de auto richting Toluca zat (Mexico City – Toluca mag dan maar 60 kilometer zijn, het verkeer is hier zo chaotisch dat we er bijna altijd twee a drie uur over doen), verplichtte ik mezelf om niet in slaap te vallen – hoewel mijn ogen me er meermaals om vroegen, omdat ik alles voor de zoveelste keer wou zien.
Mijn weekend was weer buitengewoon geslaagd. Vrijdagmiddag kwam Elvia me ophalen in mijn vaders studio, waar ik de hele voormiddag druk in de weer was geweest om een aantal van mijn negatieven in te scannen, waarna we richting haar huis reden (met de nodige tussenstops, want Felipe – die die dag nog richting Duitsland zou vliegen voor zijn AFS-avontuur had nog het een en ander nodig: medicamenten, Mexicaanse specialiteiten, de laatste administratieve benodigdheden, etc). Eenmaal we daar waren aangekomen, viel me op dat Felipes koffer verdacht groot en zwaar leek. Hij had er natuurlijk niet aan gedacht dat hij maar twintig kilo mocht meenemen, en toen ik vervolgens zijn valies woog (heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om ook eens mijn eigen gewicht te checken, en dat bleek nog steeds de volle 68 kilo te zijn, verdikken zat er tot nu toe dus nog niet in), bleek dat hij maar liefst dertig kilo wou meezeulen richting Keulen. Een uur voor we richting de luchthaven moesten vertrekken, moest hij dus nog enkele 'hartverscheurende' keuzes wat kledij en andere Mexicaanse onnozelheden betreft maken. Rond twee uur dan vertrokken we richting de luchthaven van Mexico City, waar Felipe tegen vijf uur verwacht werd. Het verkeer was ronduit rampzalig: gigantische files, één grote 'kakofonie' van claxonerende auto's, zodat we er daadwerkelijk meer dan drie uur over deden om tot aan de luchthaven te geraken. Het was vreemd om het proces van het afscheid nemen opnieuw te moeten zien, omdat ik het een aantal weken zelf heb meegemaakt, en die ochtend op Zaventem tegelijk zover weg lijkt. Ik heb de indruk dat ik al zoveel langer dan drie weken in Mexico ben. Ik weet niet of dat positief is, maar zo ervaar ik het wel. Felipe – die twee jaar jonger is dan mij (in Mexico vertrekken de uitwisselingsstudenten op hun zestiende in plaats van op hun achttiende, wat in mijn ogen eigenlijk te vroeg is, maar zo werkt het hier nu eenmaal) had plots niet veel zin meer om te vertrekken, hoewel hij er de afgelopen weken zo naar uitgekeken had. Afscheid nemen van zijn ouders viel hem duidelijk erg zwaar. Ik kon zijn houding volledig begrijpen, en zijn gedachten helemaal volgen, maar vertelde hem dat hij zijn verstand op nul moest zetten en gewoon op het vliegtuig moest stappen, dat hij alles gewoon over zich heen moest laten komen en ervan moest genieten, net zoals ik op 20 augustus gedaan had. Voor de rest konden Vadim en ik alleen maar toekijken hoe Felipe afscheid nam van Elvia, en hoe hij met zijn handbagage richting zijn gate wandelde.
Vervolgens stapten we weer in de auto, om – mits een kleine omweg langs het ter gelegenheid van 15 september (200 jaar onafhankelijkheid van Mexico) prachtig verlichte stadscentrum van Mexico City – naar Elvia's ouderlijk huis te rijden. Aangezien dit ook in Mexico City lag, verwachtte ik me aan een rit van een uurtje, maar dat draaide helemaal anders uit. De 'stad' bleek zodanig gigantisch te zijn dat we er maar liefst drie uur over deden, weliswaar dankzij wederom verschrikkelijke verkeerssituaties, maar het was toch wel overrompelend. Overal, waar je ook keek, zag ik voor zover mijn zicht reikte lichtjes van de miljoenen huisjes (eigenlijk echt onvoorstelbaar, dat binnen een reikwijdte van honderd kilometer maar liefst 25 miljoen mensen wonen, dat is meer dan de bevolking van België en Nederland tesamen). Tegen elf uur kwamen we uiteindelijk in de een of andere buitenwijk van Mexico City aan, waar we hartelijk werden ontvangen door Elvia's moeder en nichtje, Carolina, een meisje van 16.
De volgende ochtend konden we dan toch – naar Mexicaanse maatstaven – uitslapen, en rond half elf kregen we een ontbijt om 'u' tegen te zeggen voorgeschoteld. Elvia's moeder was druk in de weer geweest om schnitzel met 'papas fritas' (frieten, maar niet op z'n Belgisch: slechts eenmaal gefrituurd, tot grote frustratie van Vadim en mezelf) klaar te maken. Na dit ietwat 'bijzonder' ontbijt, trokken we richting een plek waarvan de naam me ontglipt, om er (Elvia's woorden) 'met een bootje te gaan varen'. Niet wetende waar we ons aan moesten verwachten, arriveerden we er na een uurtje. Het bleek prachtig te zijn (hoewel ietwat toeristisch). Een soort Mexicaans Venetië, een door de Azteken kunstmatig aangelegde rivier met verschillende eilandjes, waar de Mexicanen nu honderden kleurrijke bootjes hadden gebouwd, die – omwille van het ondiepe water – door vaak erg jonge mannen (onze 'bestuurder' was 17, maar had zijn vriendin was net bevallen) werden voortgeduwd (inderdaad voortgeduwd, met dunne, vrij lange sjorbalken). Het was echter wel typisch Mexicaans: tijdens de twee uren op het water, werden we bijna constant benaderd door verkopers van maïs, frisdrank, marriachi's (de Mexicaanse straatmuzikanten, vanzelfsprekend uitgedost in traditionele kledij) en andere Mexicaanse specialiteiten. Dat deed me denken aan een autorit door Mexico, waar aan elk rood licht verkopers van vanalles en nog wat staan om je hun drankjes of snoep aan te smeren.
Rond drie uur trokken we dan richting de 'UNAM', de meest prestigieuze en tegelijk grootste universiteit van Mexico, waar Elvia voor advocate heeft gestudeerd. Het bleek inderdaad best wel een knappe campus te zijn, met gigantische bibliotheken, al even grote aula's en graspleinen die nooit leken op te houden. Vadim vond dit prachtig, ik was er niet zo van onder indruk aangezien ik Leuven veel te geweldig vind, en in mijn ogen toch nog een pak meer charme heeft. De volgende halte was een Mexicaanse restaurantje, waar ze hamburgers serveerden die nog beter bleken te zijn dan in België, en waar ze dan toch wisten hoe ze frieten moesten klaarmaken.
Onze laatste stop was er één die me iets minder aanstond: de kapper. Vadim had Elvia beloofd dat hij naar de kapper zou gaan, en ik was er zo nog niet goed uit wat ik met mijn haar zou doen. Ik besloot dan maar om Vadim eerst te laten gaan, en terwijl hij zijn haardos verloor, bedacht ik me dat ik beter hetzelfde lot zou ondergaan. Uiteindelijk kon ik mijn haar toch moeilijk een heel jaar laten groeien, en de kans dat er in Mexico kappers zouden zijn die mijn haar konden knippen zoals in België, leek mij miniem. Dat betekent dat ik hier nu thuis zit, en met een kort (en ja, het is kort!) geknipt kopje dit blogartikel aan het schrijven ben. Ik vind dat het al bij al nog wel meevalt (mijn moeder was enorm blij), maar ik ben er – na zes jaar halflang haar – toch nog niet echt aan gewend.
Na wat Mexicaanse TV en op Vadims laptop de Franse (en hilarische) film 'Les trois frères' (gemaakt door 'Les inconnus', de Ruusbroekers die mevrouw Gilis voor Frans hadden zullen zich dat drietal nog wel herinneren) gekeken te hebben, kropen we moe maar voldaan onder de wol.
De volgende morgen bleek van een heel wat ander kaliber te zijn. Nadat we – opnieuw – een vreselijk zwaar ontbijt voorgeschoteld hadden gekregen (Taco's met weet ik veel welke soort vlees, maar veel te pikant naar mijn goesting), trokken we naar de één of andere vuilnisbelt die Elvia's familie bezat. Bleek dat er vanalles moest gebeuren, om de een of andere reden moest het dak vrijgemaakt worden, en aangezien Vadim en ik geen zware handenarbeid gewoon waren, bleek dat toch geen lachertje. Toen we terug waren, deed ik uitgeput een 'powernapje' van maar liefst twee uur. We sloten het weekend vervolgens af met een bezoekje aan een geweldig visrestaurant, waar ik voor de eerste keer in drie weken terug vis at. Ik was vergeten dat een stuk (van een stuk gesproken, het heeft me moeite gekost om alles binnen te krijgen) vis me zo kon smaken, en heb er dan ook met volle teugen van genoten.
Tijdens de rit naar Toluca was ik blij dat ik een dutje had gedaan, zodat ik niet in slaap viel en alles met open ogen kon bekijken. Vadim daarentegen was erger gesteld, want zijn stuk vis was nog groter dan het mijne, en viel dan ook meteen als een blok in slaap.
Ondertussen is het hier half elf, heb ik er drie kwartier over gedaan om dit bericht te typen, en ga ik het maar eens voor bekeken houden. Foto's van het weekend volgen nog, hopelijk deze week (wel geen analoge, want ik heb nergens een winkel gevonden om een filmrolletje te kopen).
Houd jullie goed daar in België, so will I (ik was trouwens enorm opgelucht om te horen dat de eerste chirozondag een succes was, voor zij die het nog niet wisten: maar liefst 120 (!) leden).
Groetjes,
Klaas (met de dag Mexicaanser)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten